Johnnie Flodder

Johnnie is de oudste zoon. Hij heeft een blonde kuif, draagt een roodleren jack en slangenleren laarzen en heeft een tatoeage op zijn arm. Hij heeft daarnaast een vlotte babbel (hij lacht vooral om zijn eigen grappen). Kortom, de "snelle jongen" die goed zijn mondje kan roeren bij zowel de vrouwen als bij zijn vrienden en bij diverse bendes waarmee hij vaak in aanraking komt voor karweitjes of conflicten. Van Johnnies vader wordt in de eerste film een oude foto getoond, die bij de verhuizing nog onder het bed van Ma bleek te liggen. Uit de aflevering In de ring blijkt dat Johnnies vader een straatvechter was, die het klappen uitdelen echter vooral van Ma geleerd had.

Johnnie is verzot op geld en grijpt elke klus/kans met beide handen aan om het te kunnen verdienen. Hij zit vol met ideeën en heeft één grote trots: zijn originele roze Chevrolet Caprice Classic uit 1973, waar hij niet zonder kan. Niemand anders mag er ook maar gebruik van maken. Hij rijdt en vlucht ermee op en neer en staat bijna elke dag aan het ding te sleutelen. Hij wil altijd gelijk hebben en geeft niet snel toe. Bij een eventueel geschil met zijn moeder heeft zij echter het laatste woord.

Samen met zijn broer Kees (en soms ook zijn zus Kees) is Johnnie vaak te vinden in Café Joop (vanaf seizoen 4 onder de naam Koffiehuis Piet en Ria), een onguur café in de stad. Hier komt hij vooral om dames te versieren en om zaken te bespreken met Hennie of Kareltje. Johnnie staat vrijwel altijd in de schuld bij de barkeeper.

In een radio-interview uit 1995 gaf Coen van Vrijberghe de Coningh aan dat hij vond dat de vertolking van Huub Stapel in de eerste twee films een meer macho penozejongen is die alles voor elkaar krijgt, die bijna "untouchable" is. Zijn eigen vertolking omschreef hij als warmbloediger en hij vond dat de verhouding tussen zijn versie van Johnnie met zoon Kees meer een de dikke en de dunne-effect heeft. Johnnie is de slimme en Kees de domme en af en toe zegt Kees iets slimmers dan Johnnie, waardoor Johnnie op zijn bek gaat.[3] Naar eigen zeggen heeft hij de rol ook wat Amsterdamser gemaakt. Huub Stapel deelt hierover dezelfde mening